Ons kantoor kan ook instaan voor EPB verslaggeving en veiligheidscoördinatie.
VEILIGHEIDSCOÖRDINATIE
Veiligheidscoördinatie is verplicht op alle bouwwerven waar ten minste twee aannemers gelijktijdig of na elkaar werken uitvoeren. Een leverancier van bouwmaterialen of van stortklaar beton wordt ook beschouwd als een aannemer. Ook de bedrijven die de nutsvoorzieningen aansluiten worden aanzien als aannemers.
De wetgeving rond veiligheidscoördinatie heeft als doel het aantal arbeidsongevallen op bouwwerven te verminderen en het welzijn van de werknemers te verbeteren.
EPB-VERSLAGGEVING
Vanaf 1 januari 2006 moeten nieuwbouw- en verbouwde woningen waarvoor een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd, voldoen aan de Energieprestatieregelgeving, kortweg EPB-regelgeving, die de EnergiePrestatie- en Binnenklimaatnormen vastleggen (EPB-normen).
Er dient een EPB-verslaggever aangesteld te worden door de bouwheer vóór de start van de vergunningsplichtige werken. Deze verslaggever rapporteert aan de overheid over de genomen maatregelen die het energieverbruik beperken. De EPB-aangifte, opgesteld na de oplevering van het gebouw en tevens het eindresultaat van de EPB-verslaggeving, vermeldt welk niveau van thermische isolatie, energieprestatie en ventilatie het gebouw heeft behaald.
De Europese richtlijn energieprestatie van gebouwen bepaalt dat vanaf 2021 alle nieuwe gebouwen bijna-energieneutraal (BEN) moeten zijn.Tot 2021 wordt het verplichte E-peil stapsgewijs aangescherpt: E50 in 2016, E40 in 2018 en E35 in 2020. En vanaf 2021 moet elke nieuwe woning minstens aan de BEN-eisen (bijna-energieneutraal) voldoen. Dat betekent dat bouwaanvragen of meldingen vanaf 2021 het E30-peil moeten respecteren.
EPB-eisen: wijzigingen vanaf 2022
Woongebouwen: maximaal S28 of een compensatieregeling met een strenger E-peil
Voor bouwaanvragen van nieuwe woongebouwen vanaf 2022 verstrengt de S-peileis van S31 naar S28.
Uit analyses van het VEKA blijkt dat de verstrenging naar S28 voor de meeste woningen en appartementen zeker haalbaar is en al in meer dan 90% van de ingediende EPB-aangiften voor woningen vanaf bouwaanvraagjaar 2018 wordt bereikt. Voor een aantal woningtypes vereist dit echter toch een meerkost.
Daarom voorziet de Vlaamse Regering in een compensatiemogelijkheid, waarbij de bouwheer de aanscherping van de S-peileis van S31 naar S28 kan compenseren door een lager E-peil te realiseren.
Een wooneenheid waarbij het strengere S-peil van S28 niet wordt behaald (maar wel S29, S30 of S31) voldoet dan wél aan de EPB-eisen, mits:
• voor bouwaanvragen in 2022 een E-peil van E25 wordt behaald (in plaats van E30);
• voor bouwaanvragen vanaf 2023 een E-peil van E20 wordt behaald (in plaats van E30).
Daarnaast moet de wooneenheid steeds voldoen aan de eis op het minimumaandeel hernieuwbare energie (dus zonder gebruik te maken van de E-peilcompensatie van 10%, die telt als alternatief om te voldoen aan het minimumaandeel hernieuwbare energie).
Strenger E-peil voor ingrijpende energetische renovaties
De E-peileis voor de ingrijpende energetische renovatie van woongebouwen verstrengt naar E60 voor bouwaanvragen vanaf 2022 (in plaats van E70 in 2021), zodat ze vanaf dan voldoen aan de langetermijndoelstelling voor het bestaande woningpark (E60).
Uit de ingediende EPB-aangiften van de IER van woongebouwen blijkt E60 goed haalbaar: de EPB-aangiften voor vergunningsaanvraagjaren 2017 en 2018 behalen gemiddeld respectievelijk E55 en E51.
Goed om te weten: natuurlijke personen die zich engageren om binnen de 5 jaar na een aankoop een IER uit te voeren, zullen kunnen genieten van een aanvullend verlaagd tarief en betalen vanaf 2022 nog maar 1% registratiebelasting.
Ook bij de ingrijpende energetische renovatie van niet-residentiële gebouwen verstrengt de E-peileis voor een aantal functies, zoals logeerfunctie, kantoor, onderwijs, gezondheidszorg. Daarbij is de E-peileis telkens minstens 10 E-peilpunten minder streng dan bij nieuwbouw.
EPB-eisen: wijzigingen vanaf 2023
Het minimumaandeel aan hernieuwbare energie stijgt naar minstens 25 kWh/m².jaar voor nieuwe residentiële gebouwen en minstens 35 kWh/m².jaar voor nieuwe niet-residentiële gebouwen.
Ingrijpende energetische renovaties moeten minstens in 20 kWh/m².jaar aan hernieuwbare energie voorzien, zowel bij residentiële als niet-residentiële gebouwen.
Verwarmingssysteem op lage temperatuur verplicht voor nieuwbouw vanaf 2023
Voor bouwvergunningsaanvragen vanaf 2023 wordt via de EPB-regelgeving een verwarmingsysteem op lage temperatuur verplicht bij nieuwbouw, als gekozen wordt voor een centrale verwarming met water als afgiftemedium. De verplichting geldt zowel voor woongebouwen als voor niet-residentiële gebouwen.
Deze eis zal er voor zorgen dat alle nieuwbouw later zonder problemen kan overschakelen op een duurzame opwekker (zoals een warmtepomp), ook als men in de tussentijd nog zou kiezen voor een hybride warmtepomp of voor een gasketel.
Een warmtepomp met water als warmteafgiftemedium haalt immers maar goede rendementen als het afgiftesysteem op lage temperatuur kan werken, terwijl dat bij bijvoorbeeld een gasketel ook op hoge temperatuur kan.
Dat betekent voor bouwvergunningsaanvragen vanaf 2023 het volgende:
de ontwerpvertrektemperatuur van het water in het verwarmingssysteem mag maximaal 45°C bedragen. Bij de dimensionering van het verwarmingssysteem (vloerverwarming, volume van de radiatoren,... ) moet daar rekening mee gehouden worden. De ontwerpvertrektemperatuur moet gestaafd worden via een conforme dimensioneringsnota waaruit blijkt dat het afgiftesysteem bij de gerapporteerde temperaturen het berekende warmteverlies per ruimte kan invullen. Wanneer niet voldaan is aan deze voorwaarde zal de eis op het E-peil verstrengen met 15%. Dat is analoog aan niet voldoen aan de eis op het minimumaandeel aan hernieuwbare energie. Als niet voldaan is aan de eis ‘verwarmingssysteem op lage temperatuur’ én niet voldaan is aan het minimumaandeel aan hernieuwbare energie, leidt dat tot een verstrenging van het E-peil met 30%!
EPB-eisen: wijzigingen vanaf 2025
Voor nieuwbouw is vanaf 2025 een gasaansluiting niet langer een optie. De gebouwverwarming kan dan enkel nog met een warmtepomp, een warmtenet, een biomassaketel of directe elektrische verwarming. Deze laatst vorm geeft weliswaar een zeer nadelig effect op het E-peil, behalve bij een zeer lage warmtevraag.
Vanaf 2025 wordt de eis op het minimumaandeel hernieuwbare energie voor nieuwbouw daarom eenvoudiger: we kijken enkel nog naar de eigen productie, via thermische en fotovoltaïsche zonne-energiesystemen, dus via zonneboilers en zonnepanelen. Via deze zonne-energiesystemen moet een nieuwbouwwoning minstens in 15 kWh/m² aan hernieuwbare energie voorzien en een niet-residentiële eenheid minstens 20 kWh/m².